Buitenspel
Hans Bolten
Wil jij eens een filosoof op stang jagen? Dan moet je tegen hem zeggen dat 'filosofie geen echte wetenschap’ is en ‘ethiek toch heel persoonlijk’ of, beter nog, dat ‘de waarheid niet bestaat’. Wedden dat hij zich opwindt? - dat zulke uitspraken gevaarlijk zijn en wappies in de kaart spelen? Met een beetje geluk haalt hij zelfs het klassieke argument uit de mouw: “Jij zegt dat de waarheid niet bestaat, maar dan bestaat er toch minstens één waarheid, namelijk dat de waarheid niet bestaat. Je spreekt jezelf dus tegen”. Tsja, daar sta je dan …, wat nu? Nou, je haalt je schouders op en zegt: “Ja, en? Heb jij een probleem met tegenspraak? Mag hoor, is oké, jouw ding.” Je draait je om en wandelt fluitend weg. De filosoof in alle staten. Eigen schuld, dikke bult. Had hij er maar niet tegenin moeten gaan met argumenten. Een winkelier geeft ook geen Euro’s terug als je betaalt met speelgoedgeld.
‘De waarheid bestaat niet’. Dat heeft dezelfde vorm als ‘het monster van Loch Ness bestaat niet’ of ‘Klaas Vaak bestaat niet’. Dat is zo, of dat is niet zo – zijn we geneigd te denken. De opgewonden filosoof ook. Hij doet alsof ‘de waarheid bestaat niet’ van hetzelfde soort is als ‘het monster van Loch Ness bestaat niet’. Dat beest bestaat of dat bestaat niet, dat klopt, maar ‘de waarheid bestaat niet’?! Wat betekent dat in ’s hemelsnaam? Dat is net zoiets als ‘de waarschijnlijkheid bestaat niet’ of ‘de relativiteit bestaat niet’. Je krijgt er kramp in je hoofd van. De vorm van de uitspraak zet ons op een dwaalspoor.
Als je filosofisch niet op drift wilt raken moet je je vroeg of laat afvragen wanneer we met onze woorden iets dóen. Zijn er situaties waarin ze een pointe hebben en ertoe doen? Er is niks raars aan als een bioloog voor de camera’s vertelt wat het resultaat is van zijn wetenschappelijke expeditie tot in de dieptes van Loch Ness, namelijk: ‘het monster van Loch Ness bestaat niet’. Da’s geen chinees en de pointe is duidelijk; duikboot uit het water, sonarapparatuur inpakken en de literatuur over het monster bij de boeken over de Leviathan, de Yeti en King Kong zetten.
Maar wanneer heeft de uitspraak ‘de waarheid bestaat niet’ een pointe? Eentje die we er niet bij hoeven te verzinnen? Niet als je het zonder enige openlijke aanleiding zegt, alleen maar om iemand op te stangen. Dan is het een nepbewering, luchtverplaatsing. Net zoals: ‘De achterste hoeken zijn altijd langer’. Dat betekent niets en is zonder gevolg.
Maar soms is er wél een pointe. Bijvoorbeeld als Ruud en Suzie naar een voetbalwedstrijd op televisie kijken. ‘Buitenspel!’, roept Ruud en wijst naar het beeldscherm. ‘Zag je dat!?’ Suzie wacht op de herhaling en zegt: ‘Nee hoor, helemaal geen buitenspel. Moet je zien waar zijn voet staat!’. Ze bekijken de herhaling, beeldje voor beeldje. Argumenten over en weer, steeds luider. Het loopt hoog op en Ruud zegt: ‘Nou ja, daar gaan we niet uitkomen, de waarheid bestaat niet, toch?'Hierdoor laat Suzie zich niet op stang jagen, zelfs niet als ze filosoof zou zijn. Ze snapt ook wel dat Ruud niks beweert over ‘waarheid’. Hij poneert geen filosofische stelling waar je het al dan niet mee eens bent. Hij levert geen nieuwe bijdrage aan de discussie, maar adviseert om ermee te stoppen. En een advies volg je op of niet, zinloos om er tegenin te gaan argumenteren.
In zulke gevallen is er dus wel een pointe, maar we beweren niets en we ontkennen niets. Als we zeggen ‘de waarheid bestaat niet’, dan zijn we niet bezig met het ontkennen van het bestaan van iets, namelijk van ‘De Waarheid’, het mythische wezen dat alle ware antwoorden op alle mogelijke vragen in zich zou bergen. Nee, we suggereren, adviseren of impliceren dat iemand zich niet zo druk moet maken, dat we het nog niet zo zeker weten of dat we er nog maar eens een nachtje over moeten slapen.
En dat is niet zo verwonderlijk, want met het woordje ‘waarheid’ is het niet anders. Als we dat gebruiken, en dat is niet zo vaak (!), hebben we het nooit over die tot in alle eeuwigheid slechts benaderbare dus onbereikbare waarheid. Integendeel, we hebben het dan over iets wat allang bekend is, alleen niet bij iedereen. Bijvoorbeeld de ‘ik-weet-hoe-dat-zit-waarheid’: je zwager die in de kleine uurtjes van een familiefeestje tegen de overgebleven bezoekers zegt dat hij ‘nu wel eens de waarheid zal vertellen’ over Henk en Hennie. Dan weet je dat je nu eindelijk te horen krijgt waar ome Henk zijn miljoenen vandaan heeft en waarom tante Hennie elke avond van tien tot elf in de kelder zit. Of omgekeerd, de ‘jij-weet-hoe-dat-zit-waarheid’: je hebt je auto aan je zoon uitgeleend. De volgende dag zie je een flinke deuk bij het achterlicht. Je vraagt hem wat er gebeurd is. Hij lijkt er omheen te draaien en komt met, volgens jou, bizarre antwoorden. Dan ben je het zat: ‘Die deuk zat er gisteren nog niet! Nu wil geen smoesjes meer horen, maar de waarheid!’. Als hij dan zegt: ‘Tja, de waarheid bestaat niet, hè…’, zet hij zichzelf buitenspel.
Geef Commentaar via Linkedin.
Verwensingen, vragen, complimenten hartekreten en veroordelingen zijn ook welkom!