Menu

Kameleonvragen

Basisoefening vragenstellen

Suggestieve vragen, waarom niet?

Vindt u ook dat je geen suggestieve vragen moet stellen? Omdat het geen echte vragen zijn, omdat je iemand woorden in de mond legt? Suggestieve vragen, zo lijkt het, moet je vermijden, dat zijn slechte vragen, geen open vragen. De gegeven voorbeelden zijn meestal:
  • Je bent toch wel met mij eens dat...?
  • Vind u ook niet dat je geen...?
  • Denk je nu echt dat...?

Zulke vragen suggereren natuurlijk dat iemand een bepaalde opvatting heeft. Suggestieve vragen dus, maar wat is daar mis mee? Wel, op zich niet zoveel, behalve dan dat eigenlijk geen vragen zijn! Het zijn geen maximale vragen. Een suggestie doen is gewoonweg iets anders dan een vraag stellen.
In deze vragen ligt de suggestie aan de oppervlakte, omdat het actief suggestieve vragen zijn; ze suggereren open en bloot. Maar er zijn ook vragen die veel minder opvallend suggereren, en voor zulke vragen moet je ook oog hebben. Tenminste als je wilt leren meesterlijk vragen te stellen.

Verborgen suggesties

Stel je voor dat iemand zegt:
"Tja, ik weet het niet, hoor. Die medewerker van mij wil dat ik hem duidelijk vertel wat hij moet doen, maar als ik dat dan doe zegt hij dat ik hem niet als een kind moet behandelen!"
Daarop zouden de vragen kunnen volgen:

  1. Ja, dat zul je wel vreemd vinden, niet?
  2. Zegt hij dat elke keer als je dat doet?
  3. Wat is daarmee?
  4. Hoe verklaar je die tegenstelling?

Van deze vragen is de eerste overduidelijk suggestief. De andere lijken frank en vrij naar de mening van de verteller te vragen. Vraag 2. doet navraag naar de betekenis van het woordje 'elke': bedoelt de spreker echt 'altijd'? Vraag 3. is een zuiver verkennende vraag: wat vindt de verteller van die situatie? En vraag 4. peilt naar de kennis van de verteller: heeft hij een verklaring voor het feit dat de medewerker het ene wil maar het andere zegt. Geen suggesties, zo lijkt het.

Bij nader toezien is het toch anders. We lichten de vierde vraag er uit: 'Hoe verklaar je die tegenstelling?'. Zulke vragen hoor ik tamelijk vaak en de verteller geeft er bijna altijd een antwoord op als: 'Ik denk dat dat komt door....', 'het zal wel komen door...', 'dat weet ik eigenlijk niet...'. Ongemerkt heeft de verteller hier een mening van de vraagsteller overgenomen, nl. dat er een tegenstelling is in de beschreven situatie. Misschien denkt u wel: 'Hoezo? Dat is toch duidelijk dat er een tegenstelling is? Een medewerker die iets wil en dan vervolgens zegt dat hij het niet wil. Als dat geen tegenstelling is!?' Misschien denkt u dat, misschien ook niet. Het punt is: de verteller heeft de situatie niet benoemd als 'tegenstelling'! Dat heeft de vraagsteller gedaan. Het is dus maar helemaal de vraag of de verteller hier een tegenstelling zou signaleren. Bij navraag zou hij toch kunnen zeggen: 'Nee, dat is helemaal geen tegenstelling, ik snap die medewerker wel. Ik heb nu eenmaal zo een belerend toontje waar ik maar niet vanaf kom, ik weet niet hoe ik de juiste toon moet vinden om het hem duidelijk te maken'.

Kameleonvragen - de kunst van vragenstellen

Bij socratisch vragenstellen gaat het er om iemand te laten nadenken over zijn eigen denkbeelden en opvattingen of, preciezer, over zijn eigen woorden. Een goede socratische vraag is helemaal niet slim of snugger, en al helemaal niet diepzinnig. Een goede vraag doet iemand nadenken over zijn eigen woorden en sluit dus maximaal aan bij de verteller. Dat kan door middel van kameleonvragen
Een kameleon neemt de kleur aan van zijn omgeving. Een kameleonvraag neemt de kleur aan van de spreker, de verbale kleur wel te verstaan. Een kameleonvraag bevat uitsluitend woorden die de verteller al heeft gebruikt. Je introduceert dus geen nieuwe woorden of begrippen in je vraag. Op die manier hoort de verteller slechts zijn eigen woorden in de vraag. Met als gevolg dat hij alleen maar over zijn eigen woorden kan nadenken. Dat lijkt simpel, maar de praktijk leert dat het nog knap lastig is.

Oefening

Lees hardop voor jezelf een stukje uit de krant voor. Enkele regels is genoeg om mee te beginnen. Leg het vervolgens weg en formuleer daar uit de losse pols enkele vragen bij die gericht zijn aan de auteur van het stukje. Het maakt niet uit waar de vragen over gaan, als ze maar uitsluitend woorden bevatten die letterlijk in het stukje voorkomen. Schrijf de vragen voor jezelf op en controleer of het kameleonvragen zijn.
Als dit lukt kun je het met iemand anders doen. De een vertelt in enkele zinnen iets wat hem opvalt in de ruimte waarin je je bevindt. Vervolgens formuleer je daar enkele kameleonvragen bij. Controleer samen of het inderdaad kameleonvragen zijn.
Als dit ook lukt, kun je het wat verder opvoeren: iemand vertelt iets over wat hij ziet of net heeft meegemaakt. Je stelt er een kameleonvraag bij. Je luistert naar het antwoord, en formuleert daar opnieuw een kameleonvraag bij. Je luistert weer naar het antwoord...je blijft kameleonvragen stellen. Kijk maar eens wat dit oplevert...!

Non-kameleon

Voor de goede orde hieronder enkele voorbeelden van vragen die achtereenvolgens niet en wel kameleonvragen zijn.

  1. Ik vond het een heel lastige opdracht om uit te voeren. Niet: Wat was er dan zo moelijk aan?
    Wel: Was de opdracht lastig?
  2. Die buitenlanders horen hier niet.
    Niet: Waarom mogen die hier niet zijn?
    Wel: Waar horen die niet?
  3. Ons MT luistert totaal niet naar ons.
    Niet: Hoe komt dat, dat ze totaal niet naar jou luisteren?
    Wel: Hoe komt dat, dat ze totaal niet naar jullie luisteren?
 
   
*

Meer tips en oefeningen lezen?

 
Ik ontvang graag nieuwe tips over:
Ik ben verder ook wel geïnteresseerd in:
AGENDA

Socraticus: 30 juni-4 juli en
25-30 augustus.
Socratisch gespreksleider: 14-19 juli.

15 december
26 januari
23 februari
22 maart
meer data ...

30-31 oktober (ma. en di.)
11-12 december (ma. en di.)

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.